Steenwijk uit de Beker

De loting voor de bekercompetitie van de Friese schaakbond bood de schaakclub Steenwijk weinig perspectief op overleven in de eerste ronde. De tegenstander, De Twee Kastelen uit Buitenpost is dit jaar een klasse apart in de FSB en zal zonder twijfel volgend seizoen weer in de landelijke competitie van de KNSB spelen. Aan bord 1 trof Auke van Urk een oude bekende, Bruno Jelic, die eind jaren 90 in Steenwijk speelde en  in 1997clubkampioen werd (gedeeld met Dick Stavast). Auke zette de partij agressief op,  maar door actief tegenspel zag  Jelic kans de geplande lange rokade van wit te verhinderen. Met een pionoffer trachtte Auke actief spel te creëren, maar alle dreigingen werden bekwaam geneutraliseerd door Jelic. Toen  een vrijpion op de damevleugel niet meer af te stoppen was gaf Auke op. Aan bord 2 kwam Bert van Steenbergen in een Spaanse opening met zwart in de problemen toen hij zijn tegenstander de gelegenheid gaf met zijn loper op f7 in te slaan. Materieel leverde dat geen nadeel op , maar positioneel was de zwarte stelling ernstig verzwakt. Toen Bert stukverlies niet meer kon voorkomen gaf hij op. Marcus Pliester speelde een typische Pliesterpartij met een dichtgeschoven stelling. Hij en zijn tegenstander zochten lang naar een gaatje, maar kort voor de tijdcontrole bij de 35e zet zagen ze er geen gat meer in en besloten tot remise.
Aan bord 4 kwam Waheeb Qatina in een Hollandse verdediging (het was de eerste keer dat Waheeb die opening in een serieuze partij uitprobeerde) aanvankelijk onder druk te staan.
Maar toen zijn tegenstander steeds meer stukken op de zwarte koning richtte en daarmee zijn eigen veiligheid uit het oog verloor kwam Waheeb aan de andere kant van het bord met een flitsende tegenactie die hem de vijandelijke dame opleverde en kort daarna ook het volle punt.
Daarmee kwam de einduitslag op 2½ - 1½, wat een eervol resultaat genoemd mag worden.
In de onderlinge competitie wist Jon Derks voor de tweede keer dit seizoen Dick Stavast een half puntje af te snoepen in een spectaculair duel, dat bol stond van de offers, schijnoffers, penningen en meer van dat soort zaken. In de analyse achteraf, de post mortem, werd nog lang gediscussieerd over de vele mogelijkheden, maar een beslissende wending werd ook daar niet gevonden. Auke van Urk won van Martinus Scheeringa, in een partij waar hijzelf uitermate ontevreden over was. Als Martinus in het eindspel niet gerokeerd had, maar zijn koning in het centrum gehouden had, zou hij op zijn minst remisekansen gehad hebben.
De partij tussen Gerald Bouw en Wim Rehorst ging aanvankelijk gelijk op, maar op de 16e zet verspeelde Gerald een belangrijk pionnetje. Op zet 23 ging Wim in de fout, maar Gerald zag de kwaliteitswinst niet die er voor hem inzat. Nu verloor hij groot materiaal en bij zet 32 gaf hij op. Wolter Visscher tegen Frans van Emst werd zonder veel spektakel remise en ook de partij tussen Ingrid Jansen en Bert van Steenbergen eindigde vreedzaam, na een moeilijke manoeuvreerpartij, waarin Ingrid de overhand had , maar uiteindelijk door tijdnood gedwongen werd remise aan te bieden.
In de partij tussen Roelof Kreulen en Geert Duiven dacht Roelof met zijn dame een stuk te kunnen winnen. Daarbij had hij echter overzien dat zijn dame daardoor in een dodelijke penning terecht kwam. Roelof kreeg nog wel enig materiaal terug voor zijn dame maar dat kon Geert niet van de overwinning afhouden.
Yun-Che Hu boekte een regelmatige overwinning op Oeds Dijkstra, eerst won hij een pionnetje, later kwam daar een paard bij en toen in het eindspel een pion promoveerde hield Oeds het voor gezien. Jaap van der Hulst en Henk Mante bestreden elkaar op het scherp van de snede. Het logische resultaat daarvan was dat beide spelers krap in hun bedenktijd kwamen te zitten in een stelling waarin nog van alles mogelijk was. In zo’n situatie verandert schaken van denksport in een kansspel en daarin bleek Henk de gelukkigste. Een echte koppijnpartij volgens de winnaar.