Strijd om  clubkampioenschap en lentetitel   nu echt  van start.

Waren er vorige week nog  andere  schaakverplichtingen en een oneven speler, deze week  ging de strijd om de titels  volop van start.   Michiel Rensen  won zijn partij tegen Geert Duiven, maar had daarbij alle geluk van de wereld. Zijn Franse verdediging werd door  Geert vakkundig ontmanteld  en de zwarte stukken zaten muurvast nadat tegengesteld  gerokeerd was.  Het wachten was op de beslissende aanval van  wit, maar in plaats daarvan gaf Geert pardoes een paard weg.  Toen zwart ook nog een toren veroverde was het spel uit. Sneu voor Geert die ook vorige week zo sterk uit de opening kwam . Zijn tegenstander van vorige week, Henk van Dijk, moest ditmaal berusten in remise.  Begonnen als een "gesloten" stond na 7 zetten  een "gewone" Siciliaan op het bord. Daarna compliceerden beide spelers de stelling, waarbij degeen die zou afruilen het initiatief zou kwijtraken. Andere oplossing:  een vroege vredespijp. Ook de Konings-Indische  partij tussen  Jon Derks en Auke van Urk eindigde in remise, doch dat pas in de late uren. Omdat Jon goed uit de opening kwam zag Auke zich gedwongen ten koste van een  kwaliteit, de pionnen op c5 en d6 te elimineren. In de veronderstelling dat hij  een gewonnen eindspel zou overhouden indien hij  de zwarte koningsaanval kon weerstaan speelde wit vervolgens te passief. De aanval werd afgeslagen met teruggave van de kwaliteit, maar het eindspel met een pion  meer liep uit op remise.

In de lentecompetitie  miste Pieter van der Zee de overwinning op Yun-Che Hu omdat hij  vreesde dat torenwinst  tot het insluiten van zijn dame zou leiden. Die was met pionwinst opgerukt naar het centrum en had de zwarte damevleugel danig in verwarring gebracht. In de analyse bleek de vrees niet gegrond. Het eindspel dat uiteindelijk op het bord kwam  van loper tegen twee pionnen  bleek achteraf ook gewonnen, maar Yun-Che plaatste tijdig een remisevoorstel.  Jaap van der Hulst sloeg wel toe. Hij verdedigde tegen Bert Dassen voorzichtig en  die laatste kreeg dan ook een prachtstelling, die echter door pionnenopstootjes  telkens werd ondergraven. Bert  trok terug, en  het zwarte loperpaar profiteerde met winst van de witte dame. Ook Martinus Scheeringa won.  Dimitri Delsman verslikte zich in een aanval op de koningsvleugel. De dame die hij daarbij nodig had werd teruggedrongen naar de onderste lijn, en toen  vervolgens  een pion de terugweg blokkeerde volgde  nood gedwongen afruil, waarna  Martinus  kon toeslaan  met een toren langs de open h-lijn. Dimitri kon stukverlies en uiteindelijk mat  niet meer  keren.  Jaap de Koning en Olivier Vernooy speelden een Euwe-gambiet, waarna Olivier een solide positie had tegenover Jaaps  wanordelijke troepen.  Overmoedig sloeg Olivier met de dame in op h2 maar dat koste hem zijn  belangrijkste stuk tegen een toren. Daarna gaf Jaap zijn voordeel niet meer uit handen en nog voor negenen was het pleit beslecht.  Winst was er ook voor Charrel Brandenburg tegen Jelmer de Goede: ook daar ging een dame verloren, en alhoewel  Jelmer nog wel een  kwaliteit wist te winnen was en bleef  Charrels materiele voorsprong  in takt. Gerrit Schoenmaker tuinde niet in de 1-april-grap van Gerald Bouw. Met veel afruil dacht Gerald de stelling in balans te houden maar hij bleef zitten met een dubbelpion  en  zag bovendien de vijandelijke koning opmarcheren en zijn pionnen opeten.  In remise eindigde de Hollandse partij tussen Frans van Emst en Ingrid Jansen.  Ingrid kreeg  actief spel maar moest dat bekopen  met een dubbelpion en de eindstelling gaf ook Frans  onvoldoende zicht op snelle wist met paard tegen loper. Ook remise werd de partij tussen  Roelof Kreulen en Oeds Dijkstra.  Deze mannen die jaarlijks vele onderlinge partijen spelen, kennen elkaar  van haver tot gort, en dat bleek ook deze avond weer eens.  Oeds kwam een stuk voor maar gaf dat ook weer weg, en daarna dreigden  beiden beurtelings de ander mat te zetten. Toen Oeds  niet meer zag hoe hij zijn randpion naar promotie moest  brengen accepteerde  hij puntdeling.