Vergeefse schwindel van Jon Derks

 

"Het schaakspel is in essentie een geluksspel", beweerde grootmeester Donner ooit. Van iemand die het zelf tot grootmeester heeft gebracht, zou je zo'n opmerking niet verwachten. Donner heeft wel meer verrassende uitspraken gedaan, maar de ongehoorde wisselingen van het fortuin tijdens de laatste clubavond brachten de opmerking van Donner weer in herinnering. Wat te denken van de partij tussen Jaap van der Hulst en Geert Duiven, waarin Geert in gelijke stelling een kans dacht te zien, die hem eerst een stuk en spoedig daarop de partij kostte? Of van de partij tussen Henk Mante en Dimitri Delsman, waarin de eerste in gewonnen stelling door z'n vlag ging? Ook Dick Stavast mocht niet klagen. Zijn tegenstander was Yun-Ché Hu en in de opening waren ze als een stel sumoworstelaars op elkaar geknald. Dick wankelde en bleef slechts op de been, omdat Yun-Ché te snel speelde. Een benauwde overwinning voor Dick. Maar de stelling van Donner dat het schaakspel in wezen een geluksspel is, werd bijna in pure vorm bevestigd in het duel tussen Auke van Urk en Jon Derks. Deze twee matadoren van het eerste uur spelen al sinds mensenheugenis partijen, waar de stukken vanaf vliegen. Dit keer is het niet anders. Auke heeft na de opening een overwicht verworven, een beslissend overwicht, want de stelling van Jon is als een gatenkaas. Dan komt Jon met een fantastische tegenaktie, een grandiose schwindel, waarvan de uiteindelijke pointe door Auke wordt overzien. Maar nu komt het: Jon zelf overziet eveneens de alles beslissende slotzet van zijn fantasierijke tegenspel, die de kroon op het werk had moeten zijn. In plaats van een torenschaakje op de onderste rij, doet hij een zinloze damezet, waarbij hij een mat in twee overziet. Hoeveel pech kan een schaker verdragen?

Waren er deze avond helemaal geen uitslagen, waarbij het gelukselement geen beslissende rol speelde? Jawel. Ze waren er wel degelijk. Marcus Pliester en Jan Bijker speelden een solide remise. Martinus Scheeringa won van Jaap de Koning. Hij strafte te gretig spel van zijn tegenstander af en zette mat toen de gelegenheid zich voordeed. Ook Frans van Emst, Gerrit Schoenmaker en Henk Wichers boekten degelijke overwinningen. Roel Kreulen schotelde Frans het Fromms gambiet voor, een lastige opening, waarin wit een pion voor komt, maar zwart zijn stukken vlot ontwikkelt en kans heeft op koningsaanval. Frans ving de aanval behendig op en sloeg zelf toe op de andere vleugel. Gerrit Schoenmaker kreeg een aanvalsstelling toen Roelof Kreulen bij een afruil in het centrum met een pion terugsloeg ipv met de loper. Dat had niet fataal hoeven zijn, want de zwarte stelling was op dat moment nog behoorlijk flexibel. Toen Gerrit via een penning met zijn loper de dame van Roelof veroverde, was de partij afgelopen. In de partij tussen Stef van Kesteren en Henk Wichers ging het lange tijd gelijk op, maar de stand op de klok was duidelijk in het voordeel van Henk. Henk riskeerde dan ook niet al te veel, toen hij een loperoffer op h3 bracht. Hij zou daar in ieder geval twee pionnen voor terug krijgen plus kansen op koningsaanval. Achteraf bleek dat Stef het loperoffer het beste gewoon aan had kunnen nemen, omdat er voor zwart niet meer in had gezeten dan eeuwig schaak. In de partij sloeg Stef het offer af, maar kon met zijn sterk geslonken bedenktijd de problemen niet meer oplossen. Opnieuw sterk spel van Henk Wichers.